Bathroom Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	living room	woonkamer
	single room	eenpersoonskamer
	double room	tweepersoonskamer
	steam bath	stoombad
	to take a bath	een bad nemen
	Go play in your room.	Ga in je kamer spelen.
	Please clean my room.	Kunt u mijn kamer schoonmaken.
	You need to clean the bathroom.	Je moet de badkamer schoonmaken.
	I take a bath every night.	Ik neem elke avond een bad.
	May I see the room first?	Mag ik de kamer eerst zien?
	a razor	een scheermes
	the razor	het scheermes
	I need a razor.	Ik heb een scheermes nodig.
	the soap	de zeep
	ruin; kill (2nd person singular)	om zeep helpt
	the toilet	het toilet
	to kill (informal)	om zeep helpen
	to ruin	om zeep helpen
	to kill (informal, long form)	om zeep te helpen
	Soap, please. (informal)	Zeep, alsjeblieft.