Food Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the bananas are yellow	de bananen zijn geel
	next to the bowl of peas	naast de kom met erwten
	steamed vegetables	gestoomde groenten
	the specialty	de specialiteit
	the fodder; the cattle feed	het veevoeder
	and two with mayonnaise	en twee met mayonaise
	The stall sells apples.	De kraam verkoopt appels.
	I need three carrots.	Ik heb drie wortels nodig.
	Tom opened a can of tuna fish.	Tom opende een blik tonijn.
	Tuna can swim very fast.	Tonijn kan heel snel zwemmen.
	Is there a local specialty?	Is er een lokale specialiteit?
	Is breakfast included?	Is het ontbijt inbegrepen?
	Is supper included?	Is het avondeten inbegrepen?
	Tom tripped on a root.	Tom is over een wortel gestruikeld.
	vegetables, fruit, meat, fish and dairy	groenten, fruit, vlees, vis en zuivel
	My canary loves fresh fruit.	Mijn kanarie houdt van vers fruit.
	hard-boiled eggs	hardgekookte eieren
	They threw bread and barley into the water.	Ze gooiden brood en gerst in het water.
	How many meals a day do you eat?	Hoeveel maaltijden per dag eet jij?
	Is there a house specialty?	Is er een specialiteit van het huis?