Food Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Tom eats more bacon than Mary.	Tom eet meer spek dan Mary.
	Flour is made from wheat.	Meel wordt van tarwe gemaakt.
	Do you like to eat beef?	Eet je graag rundsvlees?
	This store sells vegetables.	Deze winkel verkoopt groenten.
	the Christmas pudding	de kerstpudding
	Yanni paid for the popcorn.	Yanni heeft de popcorn betaald.
	Tom and Mary don’t often eat lunch together.	Tom en Mary lunchen niet vaak samen.
	I want a dish with beef.	Ik wil een gerecht met rundsvlees.
	and bread and cake were thrown into the water	en er werd brood en koek in het water geworpen
	We have lunch at around three o’clock in the afternoon.	Omstreeks drie uur in de middag gaan we lunchen.
	She laid good eggs, and the woman loved her as if she had been her own child.	Zij legde heerlijke eieren, en de vrouw had haar zo lief, alsof zij haar kind was.
	At last he became exhausted, and lay still and helpless, frozen fast in the ice.	Eindelijk werd het moede, bleef doodstil liggen en vroor in het ijs vast.
	You will vanish like the warm stove, like the delicious roast goose, and the large, glorious Christmas tree.	Je verdwijnt evenals de warme kachel, evenals het heerlijke ganzengebraad en de grote, prachtige Kerstboom.
	the leek	de prei
	the pear	de peer
	cream of leek	preiroom
	the fillet	de filet
	the nuts	de noten
	the carrot	de wortel
	the cakes	de koeken