Food Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Tom eats a lot of rice.	Tom eet veel rijst.
	the strawberries	de aardbeien
	Yanni wants some pizza.	Yanni wil wat pizza.
	Tom ordered pizza.	Tom bestelde pizza.
	Did you eat rice?	Heb je rijst gegeten?
	I ordered pizza.	Ik heb pizza besteld.
	I want a can of tomatoes.	Ik wil een blik tomaten.
	Who ordered pizza?	Wie heeft pizza besteld?
	Who ordered this pizza?	Wie bestelde deze pizza?
	Did you eat garlic?	Heb je knoflook gegeten?
	Did you guys order pizza?	Hebben jullie pizza besteld?
	the pork	het varkensvlees
	the garlic bread	het knoflookbrood
	I don’t eat pork.	Ik eet geen varkensvlees.
	Can you give me a piece of bread, please?	Kun je me alsjeblieft een stuk brood geven?
	“The world is so big!” all the young ones said; because now they had much more space than in the egg.	“Wat is de wereld toch groot!” zeiden al de jongen; want nu hadden zij heel wat meer plaats dan in het ei.
	the cheese	de kaas
	the soup	de soep
	the cream	de room
	Easter egg	paasei