Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Doing that is discouraged.	Dat wordt afgeraden.
	I’m in love with you.	Ik ben verliefd op jou.
	They never showed up.	Ze kwamen niet opdagen.
	I’ll consider it.	Ik zal het overwegen.
	In his hand, lead became gold.	In zijn hand werd lood goud.
	She felt embarrassed.	Ze voelde zich voor schut.
	I shouldn’t have called.	Ik had niet moeten bellen.
	Does everybody understand?	Begrijpt iedereen het?
	nobody benefits from that	daar heeft niemand baat bij
	I’m contemplating doing that.	Ik overweeg dat te doen.
	Is he a teacher?	Is hij een leerkracht?
	You’ve got to start somewhere.	Je moet ergens beginnen.
	We can change.	We kunnen veranderen.
	That is really nice of her.	Dat is echt aardig van haar.
	Why don’t we give Tom a chance?	Waarom geven we Tom geen kans?
	Nobody’s going to believe this.	Niemand gaat dit geloven.
	Who’s shorter, Tom or Mary?	Wie is kleiner, Tom of Mary?
	I like my foreskin.	Ik hou van mijn voorhuid.
	I have no remaining questions.	Ik heb geen overige vragen.
	I’m selling a new car.	Ik verkoop een nieuwe auto.