Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I have lost my luggage.	Ik heb mijn bagage verloren.
	Luckily, Tom isn’t my boss.	Gelukkig is Tom mijn baas niet.
	I want to say I’m sorry.	Ik wil zeggen dat het me spijt.
	We have to start at once.	We moeten meteen beginnen.
	We’ve got to start somewhere.	We moeten ergens beginnen.
	She slowly got up.	Ze kwam langzaam overeind.
	How do you use this card?	Hoe gebruikt men die kaart?
	Your daughter’s on drugs.	Je dochter gebruikt drugs.
	We should give Tom another chance.	We moeten Tom nog een kans geven.
	Sorry to be late.	Het spijt mij dat ik te laat ben.
	Tom sometimes rips off his customers.	Tom zet zijn klanten soms af.
	Flattery is not my thing.	Vleierij is niets voor mij.
	I anticipated trouble.	Ik heb problemen voorzien.
	Please consider it.	Overweeg het alsjeblieft.
	We have to keep it going now.	We moeten het nu gaande houden.
	I am an English teacher.	Ik ben leerkracht engels.
	Shouldn’t you call the police?	Moet je de politie niet bellen?
	His beard was a source of pride.	Zijn baard was een bron van trots.
	We only have one thing left to do.	We moeten maar één ding meer doen.
	I’m grateful for your help.	Ik ben je dankbaar voor je hulp.