Understand spoken Dutch

Pronouns Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
that village from back then, it’s gone dat dorp van toen, het is voorbij
Just pretend like we’re not here. Doe gewoon alsof we hier niet zijn.
I’m tired, but I still can’t fall asleep. Ik ben moe maar ik kan nog niet slapen.
Of course, I love chocolate. Uiteraard hou ik van chocolade.
Of course, he knows the answer. Uiteraard weet hij het antwoord.
Which team will win the game? Welk team zal de wedstrijd winnen?
They were sleeping. Ze waren aan het slapen.
I need a razor. Ik heb een scheermes nodig.
I’m not as old as you, of course. Uiteraard ben ik niet zo oud als jij.
We have a great opportunity. We hebben een mooie gelegenheid.
I felt safe when he was with me. Ik voelde me veilig wanneer hij bij me was.
We can see many stars tonight. We kunnen veel sterren zien deze nacht.
What did you do this morning? Wat heb je vanochtend gedaan?
I’ll make use of this opportunity. Ik zal van deze gelegenheid gebruikmaken.
Her grandmother had never before been so beautiful, so big. Haar grootmoeder was vroeger nooit zo mooi, zo groot geweest.
I have never been to the United States. Ik ben nooit in de Verenigde Staten geweest.
The next morning it took a long time before they were finally on the way. De volgende ochtend duurde het lang voor ze eindelijk op pad waren.
I was a kid and didn’t know any better than that it would never pass ik was een kind en wist niet beter dan dat ’t nooit voorbij zou gaan
Do you see Tom? Zie je Tom?
I’m ill. Ik ben ziek.