"that" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I would like to see that.	Ik zou dat wel eens willen zien.
	You said that it was important.	Je zei dat dat belangrijk was.
	That’s the last thing we need.	Dat is het laatste dat we nodig hebben.
	I think that’s very important.	Ik denk dat dat heel belangrijk is.
	And yet she said she was a true princess.	En toch zei zij, dat ze een echte prinses was.
	Now, that we will soon find out!	Nu, dat zullen we wel eens te weten komen!
	I think this is my bicycle.	Ik denk dat dit mijn fiets is.
	Who am I to say that?	Wie ben ik om dat te zeggen?
	I didn’t know that Tom couldn’t speak French.	Ik wist niet dat Tom geen Frans kon spreken.
	That is true.	Dat is waar.
	“What a terribly big duckling that is,” she thought; “None of the others looks like this.”	“Wat is dat een verschrikkelijk groot eendje,” dacht zij; “geen van de anderen ziet er zo uit.”
	That is no problem.	Dat is geen probleem.
	That’s no problem.	Dat is geen probleem.
	Tom thought it was going to hurt.	Tom dacht dat het pijn zou doen.
	I had no idea that Tom was your son.	Ik wist niet dat Tom jouw zoon was.
	Are you sure we have enough money?	Weet je zeker dat we genoeg geld hebben?
	I’m guessing you didn’t buy this yourself.	Ik denk dat jij dit niet zelf hebt gekocht.
	I think that I can find Tom.	Ik denk dat ik Tom kan vinden.
	Tom would never let me do that.	Tom zou me dat nooit laten doen.
	Tom will never let me do that.	Tom zal me dat nooit laten doen.