Verbs (infinitives) Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I can’t stand you.	Ik kan je niet verdragen.
	We import coffee from Brazil.	Wij voeren koffie in uit Brazilië.
	and live in concrete boxes	en wonen in betonnen dozen
	Can you show me that on the map?	Kunt u mij dat tonen op de kaart?
	Tuna can swim very fast.	Tonijn kan heel snel zwemmen.
	Let’s skip class.	Laten we de les overslaan.
	Switching is important.	Schakelen is belangrijk.
	They heard the lock open.	Ze hoorden het slot opengaan.
	You can see it with the naked eye.	Dat kan je met het blote oog zien.
	Tom can’t bear it.	Tom kan het niet verdragen.
	He needs to tow the car away.	Hij moet de auto wegslepen.
	We’re going to have a lot of fun.	We gaan veel plezier beleven.
	I should have been able to handle Tom.	Ik had Tom moeten aankunnen.
	You wouldn’t be able to handle the pressure.	U zou de druk niet aankunnen.
	better safe than sorry	voorkomen is beter dan genezen
	A stitch in time saves nine.	Voorkomen is beter dan genezen.
	Squatting is good for your balance.	Hurken is goed voor je evenwicht.
	to make recommendations	maken van aanbevelingen
	Well, will you ever shut up?	Welnu, wil je dan wel eens zwijgen?
	Can I get insurance?	Kan ik verzekering krijgen?