Verbs (infinitives) Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I was a kid and didn’t know any better than that it would never pass	ik was een kind en wist niet beter dan dat ’t nooit voorbij zou gaan
	to be in shape	in vorm zijn
	to get sick	ziek worden
	to kill (informal)	om zeep helpen
	to ruin	om zeep helpen
	to stay in shape	in vorm blijven
	to walk (long form)	te wandelen
	to stay in touch	contact houden
	to go for a walk	gaan wandelen
	Don’t forget anything.	Niets vergeten.
	You should know that.	Dat zou je moeten weten.
	You’ve been forgotten.	Men is je vergeten.
	I forgot.	Ik ben het vergeten.
	Get a haircut.	Laat je haar knippen.
	It could be anyone.	Het kan eender wie zijn.
	Anybody could do this.	Iedereen zou dit kunnen.
	You can’t win if you don’t play.	Je kan niet winnen als je niet speelt.
	I don’t want to talk about it anymore.	Ik wil er niet meer over praten.
	These kinds of mistakes happen a lot.	Dit soort fouten gebeuren veel.
	It could be any one of us.	Het kan eender wie van ons zijn.