Verbs (infinitives) Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	to regret	spijt hebben van
	to introduce (long form)	voor te stellen
	raining	aan het regenen
	It is going to rain.	Het gaat regenen.
	to change (long form)	te veranderen
	to fall in love	verliefd worden
	to be in love with	verliefd zijn op
	We sell fresh meat.	We verkopen vers vlees.
	I’m going to call Tom later.	Ik ga Tom straks bellen.
	to need	behoefte hebben aan
	I’d be grateful.	Ik zou dankbaar zijn.
	Who should we believe?	Wie moeten we geloven?
	They never showed up.	Ze kwamen niet opdagen.
	I’ll consider it.	Ik zal het overwegen.
	I shouldn’t have called.	Ik had niet moeten bellen.
	to get straight to the point	met de deur in huis vallen
	You’ve got to start somewhere.	Je moet ergens beginnen.
	to start your own business	een eigen zaak beginnen
	We can change.	We kunnen veranderen.
	Why don’t we give Tom a chance?	Waarom geven we Tom geen kans?