Verbs (infinitives) Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I wonder who’ll win.	Ik ben benieuwd wie er gaat winnen.
	investment proposals	investeringsvoorstellen
	well, we will find out soon	nu, daar zullen we wel gauw achter komen
	electric driving is on the rise	elektrisch rijden is in opmars
	Tom should’ve protected Mary.	Tom had Maria moeten beschermen.
	Sami is going to judge you anyway.	Sami gaat je sowieso beoordelen.
	Tom will have nightmares.	Tom zal nachtmerries krijgen.
	Children can easily squat.	Kinderen kunnen gemakkelijk hurken.
	He rather wants to sleep than study.	Hij wil veeleer slapen dan studeren.
	they watch quizzes on the telly	ze zien de televisiequiz
	We need to rent a room for our party.	We moeten een ruimte voor ons feest huren.
	They tell me that you’re absent-minded.	Ze zeggen me dat je verstrooid bent.
	I don’t know how to address you.	Ik weet niet hoe ik je moet aanspreken.
	That bridge took nearly three years to build.	Het bouwen van deze brug duurde drie jaar.
	He started wearing a turban.	Hij begon een tulband te dragen.
	She took the pencil and started writing.	Ze nam het potlood en begon te schrijven.
	Can you wake me at 7 a.m.?	Kunt u mij wekken om zeven uur ’s morgens?
	You can’t judge a book by its cover.	Je moet een boek niet op het omslag beoordelen.
	Tom wasn’t able to hide his excitement.	Tom kon zijn opwinding niet verbergen.
	Tom can’t decide whether he should go.	Tom kan niet beslissen of hij moet gaan.