Verbs (Present tense, 3rd person singular) Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	He has changed his address.	Hij heeft zijn adres gewijzigd.
	the unicorn is a mythical animal	de eenhoorn is een mythisch dier
	my vocabulary is limited	mijn vocabulaire is beperkt
	Don’t let your zeal drop.	Laat uw ijver niet verslappen.
	That girl who’s wearing a scarf is a virgin.	Dat meisje dat een sjaal draagt, is maagd.
	This word comes from French.	Dit woord is van Franse herkomst.
	Which original iPad cover fits your iPad?	Welke originele iPad hoes past bij je iPad?
	Algebra is a branch of mathematics.	Algebra is een tak van de wiskunde.
	Each column in the table is important.	Elke kolom in de tabel is belangrijk.
	The dog’s drool stained the carpet.	De kwijl van de hond vlekte het tapijt.
	I need to charge my cell phone.	Ik moet mijn mobieltje opladen.
	There is not the slightest proof.	Er is niet het geringste bewijs.
	Tom washes his hair almost every day.	Tom wast zijn haar vrijwel dagelijks.
	he is always boasting about that	daar loopt hij altijd over te pochen
	His offer suits my taste.	Zijn aanbod voldoet aan mijn gading.
	Yanni has more mouths to feed now.	Yanni heeft meer monden te voeden nu.
	Is there someone I can call for you?	Is er iemand die ik voor je kan roepen?
	The clamp holds the materials together.	De klem houdt de materialen samen.
	Tom congratulated me.	Tom heeft me gefeliciteerd.
	My jeans are torn.	Mijn spijkerbroek is gescheurd.