Understand spoken Dutch

"on" in Dutch

op
Unstarted

Summary

The Dutch translation for “on” is op.

Pronounced the same

Recording English Dutch Learn
to occur (part 1) op
watch out (part 1, imperative 2nd person singular) op
to op
sum up (part 2; imperative) op
lifted up (part 2) op
at op
to resolve (part 1) op
stretched (part 2) op
to appreciate (prefix) op
up op

See also

Recording English Dutch Learn
on aan
on erop

Examples of "on" in use

There are 213 examples of the Dutch word for "on" being used:
Recording English Dutch Learn
in a hoarse whisper op schorre fluistertoon
then we target the women dan mikken we op de vrouwen
You must swear on the Bible. Je moet zweren op de Bijbel.
He chewed on his hamburger. Hij kauwde op zijn hamburger.
on the brink of a recession op de rand van een recessie
The poor duckling was teased by all; even his sisters were angry with him and kept saying, “If only the cat grabbed you, you ugly creature!” Het arme eendje werd door allen geplaagd; zelfs zijn zusters waren kwaad op hem en zeiden steeds: “Mocht de kat je maar beetpakken, jou lelijk schepsel!”
Police flash to order. Politie flitst op bestelling.
We got lost in the streets. We raakten verdwaald op straat.
Caterpillars often crawl on leaves. Rupsen kruipen vaak op bladeren.
She’s waiting for the handsome, blond prince. Ze wacht op de knappe, blonde prins.

Themed Courses

Part of Speech Courses