Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - D

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (709) B (1112) C (198) D (3921) E (1456) F (203) G (918) H (2207) I (1314) J (284) K (764) L (465) M (718) N (386) O (794) P (523) Q (2) R (384) S (1093) T (1081) U (193) V (1252) W (1130) X (3) Y (88) Z (915)
Dutch Recording English Learn
de gier
the vulture
de gieter
the watering can
de giftand
the fang
de gigant
the giant
de gijzelaars
the hostages
de giraf
the giraffe
de gitaar
the guitar
de glans
the glare
de glimlach
the smile
de gloednieuwe gevangenissen
the brand new prisons
de god
the god
De godin gaf de krijger een zwaard en een schild.
The goddess gave the warrior a sword and a shield.
de godsdienst
the religion
de goederen
the goods
De goederen werden met het schip vervoerd.
The goods were transported by ship.
de Golanhoogvlakte
the Golan Heights
de golf
the wave
de gordijnen
the curtains
de Gouden Bal
the Golden Ball
de gouden medaille
the gold medal
de goudvis
the goldfish
de graad
the degree
de graaf
the count
de graai
the grab
de gracht
the canal
de grachten
the canals
de grafiek
the graph
de granaat
the grenade
de grapefruit
the grapefruit
de grappen
the jokes
de grasmaaier
the lawnmower
de grendel
the latch
de grens
the border
De grens tussen thuis en kantoor is vervaagd
The boundary between home and office has faded
de griek
the Greek (person)
de griep
the flu