Skip to main content
Understand spoken Dutch
Search
User account menu
Show — User account menu
Hide — User account menu
Log in
Understand spoken Dutch
Search
Search
Main navigation
Show — Main navigation
Hide — Main navigation
Home
Online Lessons
Dictionary
FAQ
Donate
Blog
Testimonials
Contact
Breadcrumb
Home
Dictionary
Dutch-English Dictionary - D
Primary tabs
English-Dutch
Dutch-English
Dialogues
0
(1)
1
(9)
2
(3)
A
(709)
B
(1113)
C
(199)
D
(3920)
E
(1456)
F
(203)
G
(918)
H
(2207)
I
(1314)
J
(284)
K
(764)
L
(465)
M
(718)
N
(386)
O
(794)
P
(523)
Q
(2)
R
(384)
S
(1093)
T
(1082)
U
(193)
V
(1252)
W
(1130)
X
(3)
Y
(88)
Z
(915)
Dutch
Recording
English
Learn
de kieskring
the constituency
Learn
de kiezels
the pebbles
Learn
de kilometer
the kilometer
Learn
de kin
the chin
Learn
de kinderen
the children
Learn
De kinderen gaan wandelen.
The children go for a walk.
Learn
De kinderen groeiden zo veel.
The kids grew so much.
Learn
de kinderen liepen elkaar omver, om het eendje te pakken
the children tumbled over each other, in order to catch the duckling
Learn
De kinderen maken heibel.
The children are causing a fuss.
Learn
De kinderen speelden terwijl wij keken.
The kids played while we watched.
Learn
De kinderen wilden met hem spelen
The children wanted to play with him
Learn
de kinderwagen
the stroller
Learn
de kip
the chicken
Learn
De kip had korte, lage poten, en daarom werd zij juffrouw Kortbeen genoemd
The hen had very short legs, so she was called “Miss Shortlegs.”
Learn
De kip kwam overeind.
The chicken got up.
Learn
de kippen
the chickens
Learn
de kist
the coffin
Learn
De kist bevatte gouden munten.
The chest contained gold coins.
Learn
de klant
the customer
Learn
De klant heeft aangedrongen op een snelle oplossing.
The customer insisted on a quick solution.
Learn
De klant werd onbeleefd bejegend.
The customer was treated rudely.
Learn
De klant werd respectvol bejegend door het personeel.
The customer was treated respectfully by the staff.
Learn
de klas
the class
Learn
de kleding
the clothing
Learn
De kleding is op maat afgestemd.
The clothing is tailored to fit.
Learn
de kledingwinkel
the clothes shop
Learn
de kleerkast
the wardrobe
Learn
de kleindochter
the granddaughter
Learn
de kleine auto
the little car
Learn
De kleine echter verloor deze, toen zij over de straat heen snelde, omdat er twee rijtuigen verschrikkelijk hard voorbijreden.
The little creature had lost them when she rushed across the street, because of two carriages running by, at a terribly high speed.
Learn
De kleine groene uil heeft de beste talenschool die ik ken.
The little green owl has the best language school I know.
Learn
De kleine meisje strekte haar voeten reeds uit, om ook deze te warmen
The little girl stretched out her feet to warm them as well
Learn
De kleine meisje strekte haar voeten reeds uit, om ook deze te warmen; maar—daar ging het lichtje uit, de kachel verdween, zij hield slechts een klein stompje van het afgebrande lucifertje in de hand.
The little girl stretched out her feet to warm them as well; but - the light already went out, the stove disappeared and all that was left, was the remains of a half-burnt match in her hand.
Learn
De kleine strekte haar beide handjes er naar uit: daar ging het lucifertje uit.
The little one stretched both of her hands towards it: and then, the match went out.
Learn
de kleinzoon
the grandson
Learn
De klem houdt de materialen samen.
The clamp holds the materials together.
Learn
Pagination
First page
« First
Previous page
‹ Previous
…
Page
35
Page
36
Page
37
Page
38
Current page
39
Page
40
Page
41
Page
42
Page
43
…
Next page
Next ›
Last page
Last »