Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - D

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (710) B (1112) C (199) D (3921) E (1456) F (203) G (918) H (2207) I (1314) J (284) K (764) L (465) M (718) N (386) O (794) P (523) Q (2) R (384) S (1093) T (1082) U (193) V (1252) W (1130) X (3) Y (88) Z (915)
Dutch Recording English Learn
de iPhone
the iPhone
De Italiaan geniet van het leven.
The Italian enjoys life.
de jacht
the chase
de jachthonden
the hunting dogs
de jachtopziener
the gamekeeper
De jachtopziener is verantwoordelijk voor het wild.
The gamekeeper is responsible for the game.
De jachtopziener zag een hert in het bos.
The gamekeeper saw a deer in the forest.
De jachtopziener zorgt voor de dieren in het bos.
The gamekeeper takes care of the animals in the forest.
de jagers
the hunters
de jam
the jam
de jaren
the years
de jas
the coat
de jeugd
the youth
de jeugdherberg
the youth hostel
de jihadisten
the jihadists
de job
the job
de jobs
the jobs
de jobs die ik heb gehad
the jobs I have had
de jonge maagd
the young virgin
de jongedame
the young lady
de jongeman
the young man
De jongeman redde het meisje van verdrinking.
The young man saved the girl from drowning.
de jongen
the boy
de jongens
the boys
de journalist
the journalist
de juffrouw
the miss
de juiste toegang
the right access
de jungle
the jungle
de jurk
the dress
De jurk is een echte blikvanger.
The dress is a real eye-catcher.
De jury zal eerlijk vonnissen.
The jury will judge fairly.
De juwelier toonde trots zijn collectie robijnen ringen.
The jeweler proudly displayed his collection of ruby rings.
de kaak
the jaw
de kaars
the candle
de kaart
the card
de kaart
the map