Dutch-English Dictionary - E

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (709) B (1113) C (198) D (3919) E (1456) F (203) G (918) H (2205) I (1314) J (284) K (764) L (465) M (719) N (386) O (793) P (523) Q (2) R (383) S (1093) T (1082) U (193) V (1253) W (1130) X (3) Y (88) Z (914)

Dutch	English	Learn
examens	exams	Learn
excuses	apologies	Learn
Excuses voor het ongemak.	Apologies for the inconvenience.	Learn
exitpolls	exit polls	Learn
experiment	experiment	Learn
experimenten	experiments	Learn
Experimenten hebben aangetoond dat deze bewering juist is.	Experiments have shown that this statement is correct.	Learn
experte	expert	Learn
expertise	expertise (loan word)	Learn
Explorer	Explorer
exporteur	exporter	Learn
externe	external	Learn
extra	extra	Learn
extra week geen school, extra week opvang	extra week no school, extra week of childcare	Learn
ezel	donkey	Learn
“Eigenlijk is hij toch nog zo lelijk niet, als men hem maar eens goed bekijkt!”	“Actually, he is not that ugly, if you look closely at him!”	Learn