Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - H

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (711) B (1121) C (198) D (3949) E (1470) F (203) G (922) H (2232) I (1321) J (284) K (769) L (463) M (718) N (389) O (801) P (524) Q (2) R (392) S (1101) T (1084) U (193) V (1254) W (1133) X (3) Y (88) Z (925)
Dutch Recording English Learn
het geweer
the gun
het geweld
the violence
Het gewelf van de hemel is bezaaid met sterren.
The canopy of the sky is sprinkled with stars.
Het gewelf van de sterrenhemel is adembenemend.
The canopy of the starry sky is breathtaking.
het gewest
the region
Het gewest heeft een diverse bevolking.
The region has a diverse population.
het geweten
the conscience
het gewicht
the weight
het gewricht
the joint
het gezegde
the saying
het gezelschap
the company; companionship
het gezeul
the dragging
Het gezeul met de zware meubels duurde uren.
The hauling of heavy furniture lasted for hours.
Het gezeul met zware dozen maakte hem moe.
The dragging of heavy boxes made him tired.
het gezicht
the face
Het ging allemaal als een leien dakje.
Everything went smoothly.
Het ging allemaal fout.
It all went wrong.
Het ging van fierheid naar verdriet op een dag.
It went from pride to sadness in one day.
het glas
the glass
het glasvezelnetwerk
the fiber-optic network
het goede doel
the charity
het goud
the gold
het graafschap Cumbria
the county of Cumbria
het grachtenpand
the canal house
het graf
the grave
het gras
the grass
Het gras in de tuin is groen.
The grass in the garden is green.
het greintje
the shred
het groeit
it is growing
het grondwoord
the root word
het grootste dorp
the largest village
het grote bed
the large bed
het haar
the hair
het had een open raam
it had an open window
het handvol
the handful
het hangt af van de baas
it depends on the boss