Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - I

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (709) B (1114) C (198) D (3920) E (1456) F (203) G (918) H (2207) I (1314) J (284) K (764) L (465) M (719) N (386) O (793) P (523) Q (2) R (383) S (1094) T (1082) U (193) V (1253) W (1130) X (3) Y (88) Z (915)
Dutch Recording English Learn
Iedereen zocht dekking.
Everyone ran for cover.
Iedereen zou dit kunnen.
Anybody could do this.
ieders
everyone’s
iemand
someone
iemand bezoeken
to visit someone
Iemand heeft me verteld dat Tom allergisch was voor tarwe.
Someone told me Tom was allergic to wheat.
iemand in de tang nemen
to have someone where you want him; to have someone by the short and curlies
iemand meebrengen
to bring somebody (along)
iemand meenemen
to take somebody (along)
iemand met minder ervaring
someone with less experience
Iemand, help me even.
Someone help me.
iemands
someone’s
Ierland
Ireland
Iers
Irish
Ierse
Irish (long form)
iets
something
iets klopt
something is right
iets onder de knie hebben
to have something mastered
ijs
ice cream
ijs
ice
ijsbeerde
paced
ijsje
ice cream (diminutive)
ijskoud
freezing cold
ijver
zeal
ijzer
iron (metal)
ijzeren
iron (adjective)
ik
I
Ik aanbid u.
I adore you.
Ik aanvaard de Verkoopsvoorwaarden.
I accept the Terms of Sale.
Ik accepteer
I accept
Ik at wat kaas.
I ate some cheese.
Ik balde mijn vuisten van frustratie.
I clenched my fists in frustration.
Ik begreep.
I understood.
Ik begrijp dat hij boos is.
I understand that he’s angry.
Ik begrijp deze nieuwe regels niet.
I don’t understand these new rules.
Ik begrijp een beetje Frans, maar ik kan het niet spreken.
I understand a little French, but I can’t speak it.