Dutch-English Dictionary - V

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (709) B (1112) C (198) D (3921) E (1456) F (203) G (918) H (2207) I (1314) J (284) K (764) L (465) M (718) N (386) O (794) P (523) Q (2) R (384) S (1093) T (1081) U (193) V (1252) W (1130) X (3) Y (88) Z (915)

Dutch	English	Learn
voorzien	to provide	Learn
voorzien	provide (plural)	Learn
voorzieningen	amenities
voorzieningen	services	Learn
voorzieningen	provisions	Learn
voorzitter	chairman	Learn
vorig	last	Learn
Vorig seizoen is hij gestopt met honkballen.	He stopped playing baseball last season.	Learn
vorige	last (long form)	Learn
vorige week	last week	Learn
vork	fork	Learn
vorm	form ( visible shape)	Learn
vormde	formed	Learn
vormden	formed	Learn
vormeloze	formless	Learn
vormen	shape	Learn
vormsel	confirmation	Learn
vormsels	confirmations	Learn
vormt	forms	Learn
vorsten	monarchs	Learn
vorstenhuis	royal family	Learn
vorstin	princess	Learn
vos	fox	Learn
voyeurs	gluurders	Learn
vraag	ask (verb)	Learn
vraag	demand (noun)	Learn
vraag	question (noun)	Learn
Vraag de heer om de deur te sluiten.	Ask the gentleman to close the door.	Learn
Vraag er de kater maar eens naar.	Ask the tomcat about it.	Learn
Vraag het eender wie.	Ask anyone.	Learn
Vraag het zelf maar aan onze meesteres, de oude vrouw	Just ask our mistress yourself, the old woman.	Learn
Vraag maar aan wie dan ook.	Ask anybody.	Learn
vraag me af	wonder	Learn
Vraag niet hoe ik dat weet.	Don’t ask how I know that.	Learn
Vraag Tom of hij nog een drankje wil.	Ask Tom whether he wants another drink.	Learn
vraagt	asks	Learn