Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - A

0 (1) 1 (9) 2 (4) 3 (2) 4 (1) 5 (3) 6 (2) 7 (4) 8 (2) A (1808) B (690) C (1162) D (811) E (500) F (649) G (401) H (995) I (1696) J (120) K (75) L (476) M (671) N (343) O (374) P (837) Q (31) R (507) S (1682) T (6691) U (152) V (123) W (1092) X (4) Y (337) Z (14)
English Dutch Recording Learn
a water een water
a water cannon een waterkanon
a water level een waterpeil
a water level of one and a half meters high een waterpeil van anderhalve meter hoog
a waterfall een waterval
a watering can een gieter
a wax statue een wassen standbeeld
a weapon of war een oorlogswapen
a weekend een weekend
a weight een gewicht
a well een put
a well-defined range of tasks een afgelijnd takenpakket
a well-known saying een bekend gezegde
A well-mannered duckling puts its feet outwards, just like its mother and father do. Een welopgevoed eendje zet zijn poten buitenwaarts, evenals vader en moeder doen.
A well-timed witty remark can do a lot. Een goed getimede kwinkslag kan veel doen.
a wheat een tarwe
a white chicken with black speckles on her feathers een witte kip met zwarte spikkels op haar veren
a white head of foam een witte schuimkraag
a white raven een witte raaf
a whole drawer een hele la
a whole new momentum een hele nieuwe schwung
a wide grin een brede grijns
a wife een vrouw
a wild grab een wilde graai
a wildebeest een wildebeest
a winch een lier
a window een raam
a witty remark een kwinkslag
A witty remark makes the conversation fun. Een kwinkslag maakt de conversatie leuk.
a wizard een tovenaar
a wolf een wolf
a wood een hout
A word is divided into syllables. Een woord wordt in lettergrepen verdeeld.
a worm een worm
a worn-out marriage een versleten huwelijk
a wound een wond