Conjunctions Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Tom drank more than Mary.	Tom dronk meer dan Mary.
	He drank poison and died.	Hij dronk gif en stierf.
	A raven is as black as coal.	Een raaf is zwart als kool.
	Tom eats more bacon than Mary.	Tom eet meer spek dan Mary.
	Where can I get money changed?	Waar kan ik geld wisselen?
	Whenever I think of you, I thank God.	Telkens als ik aan u denk, dank ik God.
	but we don’t care	maar dat kan ons niet schelen
	When are we going to the beach?	Wanneer gaan we naar het strand?
	He is poor, to be sure, but he is happy.	Hij is uiteraard arm, maar hij is gelukkig.
	Have a drink, and you’ll feel better.	Drink iets en je zal je beter voelen.
	Leave her alone and stop complaining.	Laat haar met rust en stop met vitten.
	You can do whatever you want to do, of course.	Uiteraard kan je doen wat je maar wilt.
	Speak slowly and clearly.	Spreek langzaam en duidelijk.
	Ask anybody.	Vraag maar aan wie dan ook.
	Tom made the same mistake again.	Tom maakte opnieuw dezelfde fout.
	Her argument was clear and powerful.	Haar betoog was helder en krachtig.
	Why do you always keep complaining?	Waarom blijf je altijd maar vitten?
	Where are there a lot of restaurants?	Waar zijn er veel restaurants?
	It’s a matter of life and death.	Het is een kwestie van leven en dood.
	Tom and Mary don’t often eat lunch together.	Tom en Mary lunchen niet vaak samen.