Understand spoken Dutch

Phrases Dutch lesson

Recording English Dutch Status
This famous actress was also a fashion icon. Deze beroemde actrice was eveneens een mode-icoon.
He examined the colourful wrapping of the gifts. Hij bekeek de kleurrijke wikkel van de cadeautjes.
They held out despite the prolonged siege. Ze hielden stand ondanks de langdurige belegering.
I celebrated New Year's Day by playing soccer outside. Ik vierde Nieuwjaarsdag door buiten te voetballen.
The books in the library are blue, not red. De boeken in de bibliotheek zijn blauw, niet rood.
Tom and Mary claim they can take care of themselves. Tom en Mary beweren voor zichzelf te kunnen zorgen.
Industrialization often goes hand in hand with pollution. Industrialisering gaat vaak gepaard met vervuiling.
Mostly farmers and fishermen lived in the settlement. In de nederzetting leefden vooral boeren en vissers.
The customer insisted on a quick solution. De klant heeft aangedrongen op een snelle oplossing.
The temperature in the car quickly became uncomfortable. De temperatuur in de auto werd al snel onbehaaglijk.
The overwhelming power of the storm amazed us. De overdonderende kracht van de storm verbaasde ons.
They had him lead throughout the project. Ze hadden hem op sleeptouw tijdens het hele project.
Good safety measures prevent accidents. Goede veiligheidsvoorzieningen voorkomen ongelukken.
The man wants the hamburger with cheese, apples and bananas. De man wil de hamburger met kaas, appels en bananen.
The refusers did not want to participate in the experiment. De weigeraars wilden niet meedoen aan het experiment.
The government will deliberate on the matter tomorrow. De overheid zal zich morgen over deze kwestie buigen.
This library has a lot of books, and I read books. Deze bibliotheek heeft veel boeken en ik lees boeken.
Tom and Mary claim that they never lie to each other. Tom en Maria beweren dat ze nooit tegen elkaar liegen.
Inventory management helps minimize costs. Voorraadbeheer helpt bij het minimaliseren van kosten.
The siege by the enemy caused famine. De belegering door de vijand veroorzaakte hongersnood.