Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	“Kill me!” Said the poor beast.	«Dood mij maar!» zei het arme beest.
	I study Spanish every day.	Ik studeer elke dag Spaans.
	She had nightmares.	Ze had nachtmerries.
	I have another sister.	Ik heb nog een andere zuster.
	I can’t stand you.	Ik kan je niet verdragen.
	We have taken office.	Wij zijn aangetreden.
	We import coffee from Brazil.	Wij voeren koffie in uit Brazilië.
	This protest is really justified.	Dit protest is echt terecht.
	I am looking for a new job.	Ik ben op zoek naar een nieuwe job.
	Cows provide us with milk.	Koeien voorzien ons van melk.
	Yanni talked to everybody.	Yanni praatte met iedereen.
	Yes sir, which bus do you mean?	Ja meneer, welke bus bedoelt u?
	Can you show me that on the map?	Kunt u mij dat tonen op de kaart?
	She became a nurse.	Ze werd verpleegster.
	Order a drink for me.	Bestel een drankje voor mij.
	He had nightmares.	Hij had nachtmerries.
	Let’s skip class.	Laten we de les overslaan.
	They heard the lock open.	Ze hoorden het slot opengaan.
	His face glowed with excitement.	Zijn gezicht glom van opwinding.
	You can see it with the naked eye.	Dat kan je met het blote oog zien.