Understand spoken Dutch

Transport Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
the commuter de pendelaar
the moped (The Netherlands) de snorfiets
A great hunt was held; the hunters lay around the swamp; yes, some sat up in the branches of the trees, which stretched far over the reed. Er werd een grote jacht gehouden; de jagers lagen rondom het moeras; ja, enigen zaten boven in de takken der boomen, die zich ver over het riet uitstrekten.
I’ll steal a car. Ik ga een auto stelen.
Yanni had a flat tire. Yanni had een platte band.
the pedestrian (female) de voetgangster
A semi-trailer is a trailer that does not have its own front axle and of which an important part of the weight rests on the towing vehicle (the tractor). Een oplegger is een aanhangwagen, die geen eigen vooras heeft en waarvan dus een belangrijk deel van het gewicht op het trekkend voertuig (de trekker) rust.
They rode together on the tandem. Ze reden samen op de tandem.
The car stopped right in front of them. De auto stopte vlak voor hen.
Mum, can elephants fly? Mama, kunnen olifanten vliegen?
There are a lot of taxis in the city. Er zijn veel taxi’s in de stad.
The road was completely blocked. De weg was volledig versperd.
The toll of the pandemic was heavy. De tol van de pandemie was zwaar.
This car has a diesel engine. Deze wagen heeft een diesel motor.
the futuristic buses de futuristische bussen
then we take the train to London daarna nemen we de trein naar Londen
He whirled himself in the water like a wheel, stretched out his neck towards the swans, and uttered such a loud and strange scream that it frightened himself. Het draaide zich als een tol in het water rond, strekte zijn kop hoog in de lucht naar de zwanen uit en gaf zulk een luide en zonderlinge schreeuw, dat het er zelf van schrikte
We happened to get on the same bus. We stapten toevallig op dezelfde bus.
The Flemish are devoted to the car. Vlamingen zijn verknocht aan de auto.
Have you ever traveled by plane? Heb je al eens met het vliegtuig gereisd?