Verbs (infinitives) Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	They don’t like me.	Ze vinden me niet leuk.
	Tom will improve.	Tom zal verbeteren.
	drowning	aan het verdrinken
	to make fun of something	de draak steken met iets
	to show off (long form)	te opscheppen
	Dogs love bones.	Honden houden van botten.
	Guys, we need to talk.	Jongens, we moeten praten.
	I’ll ask Tom tomorrow.	Ik zal het Tom morgen vragen.
	Can you recommend a good bar?	Kun je een goede bar aanbevelen?
	I need to pee urgently.	Ik moet dringend plassen.
	Where can I get money changed?	Waar kan ik geld wisselen?
	Is this some kind of joke?	Moet dit een grap voorstellen?
	She wasn’t able to meet him.	Ze kon hem niet ontmoeten.
	We feel very safe here.	We voelen ons hier erg veilig.
	but we don’t care	maar dat kan ons niet schelen
	Tom showed up empty-handed.	Tom kwam met lege handen opdagen.
	Can I just pay a fine now?	Kan ik gewoon nu een boete betalen?
	I can’t sleep with all this noise.	Ik kan niet slapen met dit rumoer.
	with a whole lot of glass, so you can see	met flink veel glas, dan kun je zien
	Have a drink, and you’ll feel better.	Drink iets en je zal je beter voelen.