Understand spoken Dutch

Verbs (infinitives) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
It was terribly cold, snow was falling and it was already starting to get dark. Het was snerpend koud, het sneeuwde en begon al donker te worden.
“Let me see the egg that won't open!” said the old duck. “Laat mij het ei, dat niet wil opengaan, eens zien!” zei de oude eend.
I thought you might be interested in this. Ik dacht dat je hiervoor wel belangstelling zou hebben.
He already would have been happy if the ducks would have accepted him around them Het zou al blij geweest zijn als de eenden hem maar in haar midden geduld hadden
Once upon a time there was a prince who wanted to marry a princess; but it had to be a real princess. Er was eens een prins, die met een prinses wilde trouwen; maar het moest een echte prinses zijn.
Parents should be able to choose home education for their children in every country. Ouders moeten voor thuisonderwijs voor hun kinderen kunnen kiezen, in ieder land.
So he came home again and was sad, because he really wanted to have a real princess. Zo kwam hij dan weer thuis en was treurig, want hij wilde toch zo heel graag een echte prinses hebben.
I tell you the truth, although you might find it unpleasant, but that is a proof of my friendship Ik zeg je de waarheid, al vind je dit ook niet prettig, en daaraan kan men zien, wie zijn ware vrienden zijn
to meet a goal (long form) te halen
to ask (long form) te vragen
to catch (long form) te pakken
to kiss (long form) te kussen
to sing (long form) te zingen
to complain (long form) te vitten
to stab (long form) te steken
to return terugkeren
a few times enkele keren
to vibrate (long form) te trillen
to send back terugsturen
to guarantee borg staan voor