Understand spoken Dutch

Verbs (past participle) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
I hid that for years. Ik heb dat jaren verzwegen.
They skied all day long. Ze hebben de hele dag geskied.
the torches were blown out de toortsen waren uitgewaaid
He had asked for 50 euros. Hij had 50 euro gevraagd.
Jesus is mentioned in the Koran. Jezus wordt vermeld in de Koran.
The abyss seemed bottomless. De afgrond scheen bodemloos.
The meeting has ended. De vergadering is geëindigd.
Steam is used in saunas. Stoom wordt gebruikt in sauna’s.
John sat brooding by the fire. Jan zat tobbend bij het haardvuur.
He was arrested for fencing stolen goods. Hij werd gearresteerd voor heling.
The columns were made of marble. De zuilen waren gemaakt van marmer.
No more messing about with the USB port Gedaan met prutsen aan de USB-poort
You have killed something pure and defenceless. Je hebt iets reins en weerloos gedood.
their street was deserted hun straat was uitgestorven
He whirled himself in the water like a wheel, stretched out his neck towards the swans, and uttered such a loud and strange scream that it frightened himself. Het draaide zich als een tol in het water rond, strekte zijn kop hoog in de lucht naar de zwanen uit en gaf zulk een luide en zonderlinge schreeuw, dat het er zelf van schrikte
exalted above all creation verheven boven de hele schepping
Forgive me, for I have sinned. Vergeef me, want ik heb gezondigd.
Tom congratulated me. Tom heeft me gefeliciteerd.
I got left behind. Men heeft me achtergelaten.
Easier said than done. Makkelijker gezegd dan gedaan.