Dutch-English Dictionary - H

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (711) B (1121) C (198) D (3949) E (1470) F (203) G (922) H (2232) I (1321) J (284) K (769) L (463) M (718) N (389) O (801) P (524) Q (2) R (392) S (1101) T (1084) U (193) V (1254) W (1133) X (3) Y (88) Z (925)

Dutch	English	Learn
het bewustzijn	the consciousness	Learn
het bezit	the possession	Learn
Het bezit van vuurwapens is een wanbedrijf.	Possession of firearms is a misdemeanor.	Learn
het bezoek	the visitors	Learn
het bezoek	the visit	Learn
het bezwaar	the objection	Learn
het bier	the beer	Learn
het bijvoeglijk naamwoord	the adjective	Learn
het bijwoord	the adverb	Learn
het bijzijn	the presence	Learn
het blad	the leaf	Learn
het blad	the sheet	Learn
het blik	the can	Learn
het bloed	the blood	Learn
het bloot	the nudity; the flesh	Learn
het bluswerk	the firefighting	Learn
het boek	the book	Learn
Het boek Spreuken is een van de boeken in de Hebreeuwse Bijbel.	The book of Proverbs is one of the books in the Hebrew Bible.	Learn
het bord	the plate	Learn
het bord	the board	Learn
het bordes	the steps	Learn
het bos	the forest	Learn
het bot	the bone	Learn
het botervat	the butter churn	Learn
Het bouwen van deze brug duurde drie jaar.	That bridge took nearly three years to build.	Learn
Het bouwproject heeft een historische muur blootgelegd die lang verborgen was.	The construction project has uncovered a historical wall that was hidden for a long time.	Learn
het broeikaseffect	the greenhouse effect	Learn
het brood	the bread	Learn
Het brood zit in de oven.	The bread is in the oven.	Learn
het bruine papier	the brown paper	Learn
het budget	the budget	Learn
het bureau	the desk	Learn
het bureaublad	the desktop	Learn
het cadeau	the gift	Learn
het café	the café	Learn
het centrum	the centre	Learn