Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - H

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (712) B (1121) C (198) D (3949) E (1470) F (203) G (922) H (2234) I (1321) J (284) K (769) L (463) M (718) N (389) O (801) P (524) Q (2) R (392) S (1101) T (1084) U (193) V (1256) W (1134) X (3) Y (88) Z (925)
Dutch Recording English Learn
het papier
the paper
het park
the park
het parkeren
the parking
het parket
the public prosecutors
het penseel
the paintbrush
het perensap
the pear juice
het personeel
the personnel
het personeelskader
the workforce
Het pistool was het enige aanknopingspunt van de politie voor het oplossen van het misdrijf.
The gun was the police’s sole lead for solving the crime.
het plafond
the ceiling
het plan
the plan
Het plan is nog niet goedgekeurd.
The plan hasn’t been approved yet.
Het plan moet nu nog goedgekeurd worden.
The plan has yet to be approved.
het plannetje
the plan (diminutive)
het plastic
the plastic
het plectrum
the plectrum
het pleegkind
the foster child
Het pleidooi om de belastingen te verlagen kreeg veel steun van het bedrijfsleven.
The plea to lower taxes received a lot of support from the business community.
Het pleidooi van de aanklager overtuigde de jury van de schuld van de verdachte.
The prosecutor’s plea convinced the jury of the defendant’s guilt.
het plein
the square
het plezier
the delight
het poeder
the powder
het politiebureau
the police station
het postkantoor
the post office
het potlood
the pencil
het pretpark
the amusement park
het probleem
the problem
Het probleem is goed uitgelegd.
The problem was well explained.
Het probleem kan op elk moment optreden.
The problem can occur at any time.
het procent
the percent
het proces
the process
het product
the product
Het product moet deugdelijk zijn om te verkopen.
The product must be of good quality to sell.
het profiel
the profile
het programma
the program
het project
the project