Verbs (infinitives) Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	to kiss (long form)	te kussen
	to sing (long form)	te zingen
	to complain (long form)	te vitten
	to stab (long form)	te steken
	a few times	enkele keren
	to vibrate (long form)	te trillen
	to guarantee	borg staan voor
	to enjoy (long form)	te genieten
	to resolve (long form)	te oplossen
	They’re playing in the yard.	Ze spelen in het erf.
	Can I kiss you?	Mag ik je kussen?
	Stay right there.	Blijf daar staan.
	to meet (long form)	te ontmoeten
	lunching	aan het lunchen
	He wants to learn to cook.	Hij wil leren koken.
	Let’s ask.	Laten we het vragen.
	to improve (long form)	te verbeteren
	Even I can sing.	Zelfs ik kan zingen.
	to drown (long form)	te verdrinken
	Children like ice cream.	Kinderen houden van ijs.