Verbs (Present tense, 3rd person singular) Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	The first round is on the house.	Het eerste rondje is van het huis.
	Tuna can swim very fast.	Tonijn kan heel snel zwemmen.
	The carpenter uses a clamp.	De timmerman gebruikt een klem.
	Switching is important.	Schakelen is belangrijk.
	Every cloud has a silver lining.	Achter de wolken schijnt de zon.
	Is there a local specialty?	Is er een lokale specialiteit?
	You can see it with the naked eye.	Dat kan je met het blote oog zien.
	Tom can’t bear it.	Tom kan het niet verdragen.
	He keeps surprising me.	Hij verrast mij telkens weer.
	Tom never liked Mary.	Tom heeft Mary nooit gemogen.
	He needs to tow the car away.	Hij moet de auto wegslepen.
	It is an excellent team.	Het is een uitmuntend team.
	Is breakfast included?	Is het ontbijt inbegrepen?
	This cloud has the shape of a fish.	Deze wolk heeft de vorm van een vis.
	Tom isn’t smoking a cigar.	Tom is geen sigaar aan het roken.
	What is the title of the chapter?	Wat is de titel van het hoofdstuk?
	Tom is the son of a priest.	Tom is de zoon van een priester.
	the slate is clean but falling apart	de lei is schoon maar valt uit elkaar
	A stitch in time saves nine.	Voorkomen is beter dan genezen.
	better safe than sorry	voorkomen is beter dan genezen