Understand spoken Dutch

Verbs (simple past) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
They were treated rudely. Zij werden onbeleefd bejegend.
The thieves split up their loot. De dieven verdeelden hun buit.
My career started as an intern. Mijn loopbaan begon als stagiair.
It exploded with a loud noise. Het ontplofte met een luide knal.
they bought liquorice for a cent ze kochten zoethout voor een cent
The customer was treated rudely. De klant werd onbeleefd bejegend.
I clenched my fists in frustration. Ik balde mijn vuisten van frustratie.
the water dripped from her hair and clothes het water droop haar uit het haar en de kleren
Yanni wanted to speak with a detective. Yanni wou met een detective spreken.
some children came running into the garden eenige kinderen kwamen de tuin inlopen
The chairman opened the meeting. De voorzitter opende de vergadering.
That book scared the wits out of me. Dat boek jaagde me de stuipen op het lijf.
Why couldn’t we get through that barrier? Waarom konden we niet door dat dranghek?
And so they went to the duck cage. En zo begaven zij zich naar de eendenkooi.
it truly did not think to marry het dacht er waarlijk niet aan te trouwen
She fastened her helmet before cycling. Ze gespte haar helm vast voordat ze ging fietsen.
The young man saved the girl from drowning. De jongeman redde het meisje van verdrinking.
They scoffed at our efforts. Ze maakten onze inspanningen belachelijk.
The start got everyone moving. Het startsein bracht iedereen in beweging.
And then another bang was heard. En toen deed zich andermaal een knal horen.