Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - H

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (711) B (1121) C (198) D (3949) E (1470) F (203) G (922) H (2232) I (1321) J (284) K (769) L (463) M (718) N (389) O (801) P (524) Q (2) R (392) S (1101) T (1084) U (193) V (1254) W (1133) X (3) Y (88) Z (925)
Dutch Recording English Learn
Hij heeft met zijn vrouw gebroken.
He had broken up with his wife.
Hij heeft ook een appel.
He also has an apple.
Hij heeft puisten.
He has pimples.
Hij heeft twee kinderen.
He has two children.
Hij heeft twee veroordelingen.
He has two convictions.
Hij heeft veel boeken over de geschiedenis.
He has a lot of books on history.
Hij heeft veel gezag.
He has a lot of authority.
Hij heeft veel zelfvertrouwen.
He has a lot of self confidence.
Hij heeft verzuim.
He’s absent.
Hij heeft zelfmoord gepleegd.
He committed suicide.
Hij heeft zich bekeerd en woont nu als pater in een abdij.
He has repented and now lives as a father in an abbey.
Hij heeft zich uit de naad gewerkt om de deadline te halen.
He worked hard to meet the deadline.
Hij heeft zijn adres gewijzigd.
He has changed his address.
Hij heeft zodanig veel geluk.
He is such a lucky guy.
Hij hing het aan de grote klok.
He made it public.
Hij houdt ervan de draak te steken met collega’s.
He likes to mock colleagues.
hij ijsbeerde heen en weer voor de haard
he paced back and forth in front of the hearth
hij is
he is
Hij is aardig.
He is nice.
Hij is afhankelijk van zijn vader.
He is dependent on his father.
Hij is alleen thuis.
He’s home alone.
Hij is altijd bezig.
He’s always busy.
Hij is altijd op tijd.
He is always punctual.
Hij is blij.
He is happy.
Hij is daar.
He’s there.
Hij is daarvoor verantwoordelijk.
He is responsible for it.
Hij is de erfgenaam.
He is the heir.
Hij is de nieuwe situatie rap gewoon geworden.
He quickly adjusted to the new situation.
Hij is een afstammeling van koningin Victoria!
He’s a descendant of Queen Victoria!
Hij is een dappere man.
He is a brave man.
Hij is een dwaas.
He is a fool.
Hij is een echte waaghals op zijn motor.
He’s a real daredevil on his motorcycle.
Hij is een goede schrijver.
He is a good writer.
Hij is een grote lafaard.
He is a big coward.
Hij is een machtige tovenaar.
He is a mighty sorcerer.
Hij is een pijp aan het roken.
He’s smoking a pipe.