Skip to main content
Understand spoken Dutch
Search
User account menu
Show — User account menu
Hide — User account menu
Log in
Understand spoken Dutch
Search
Search
Main navigation
Show — Main navigation
Hide — Main navigation
Home
Online Lessons
Dictionary
FAQ
Donate
Blog
Testimonials
Contact
Breadcrumb
Home
Dictionary
Dutch-English Dictionary - H
Primary tabs
English-Dutch
Dutch-English
Dialogues
0
(1)
1
(9)
2
(3)
A
(711)
B
(1121)
C
(198)
D
(3949)
E
(1470)
F
(203)
G
(922)
H
(2232)
I
(1321)
J
(284)
K
(769)
L
(463)
M
(718)
N
(389)
O
(801)
P
(524)
Q
(2)
R
(392)
S
(1101)
T
(1084)
U
(193)
V
(1254)
W
(1133)
X
(3)
Y
(88)
Z
(925)
Dutch
Recording
English
Learn
Hij kan snel lopen.
He’s a fast walker.
Learn
Hij kan snel rennen.
He is a fast runner.
Learn
Hij kauwde op zijn hamburger.
He chewed on his hamburger.
Learn
Hij keek naar de afbeelding.
He looked at the picture.
Learn
Hij keerde me de rug toe wanneer ik hem het meeste nodig had.
He turned his back on me when I needed him most.
Learn
Hij kijkt nooit televisie.
He never watches television.
Learn
Hij knipte een tak van de boom.
He cut off a branch from the tree.
Learn
Hij komt altijd geld te kort.
He’s always short of money.
Learn
Hij komt bij ons wonen.
He is coming to live with us.
Learn
Hij komt de klas binnen.
He enters the classroom.
Learn
Hij komt vaak.
He often comes.
Learn
Hij kwam een uur later opdagen.
He turned up an hour later.
Learn
Hij kwam in slecht gezelschap terecht.
He ended up in bad company.
Learn
Hij laat zijn haar eens per maand knippen.
He gets his hair cut once a month.
Learn
Hij lachte uitbundig.
He laughed exuberantly.
Learn
Hij lachte vreugdeloos.
He laughed joylessly.
Learn
Hij leefde in ballingschap.
He lived in exile.
Learn
Hij leek buitenlands beleid te begrijpen.
He seemed to understand foreign policy.
Learn
Hij leerde hard zodat hij kon slagen.
He studied hard so that he could succeed.
Learn
Hij leest boeken.
He reads books.
Learn
Hij leest een boek terwijl ik werk.
He reads a book while I work.
Learn
hij liep
he ran
Learn
Hij liep met grote passen en maaiende armen op hen af.
He walked towards them with great strides and waving arms.
Learn
Hij liep met grote passen naar het kasteel.
He walked to the castle with great strides.
Learn
Hij liet zijn haar kort knippen.
He had his hair cut short.
Learn
Hij ligt nog steeds op intensieve zorg met een hersenbloeding en een breuk in zijn schedel.
He is still in intensive care with a brain haemorrhage and a fracture to his skull.
Learn
Hij lijkt zich hier geen zorgen over te maken.
He didn’t seem to be worried about this.
Learn
Hij loopt naar het klaslokaal.
He walks to the classroom.
Learn
Hij maait het gras iedere zaterdag stipt om twee uur ’s middags.
He cuts the grass every Saturday at two o’clock in the afternoon.
Learn
Hij maakt geen onderscheid tussen goed en kwaad.
He does not distinguish between good and evil.
Learn
Hij maakte een beeld van was.
He made a statue from wax.
Learn
Hij maakte een flauwe grap.
He made a lame joke.
Learn
Hij maakte zijn huiswerk op het valreep af.
He finished his homework at the last minute.
Learn
hij meer geluid maakte dan verstandig was
he made more noise than was wise
Learn
hij moest
he had to
Learn
Hij moest diep inademen voordat hij sprak.
He had to take a deep breath before he spoke.
Learn
Pagination
First page
« First
Previous page
‹ Previous
…
Page
44
Page
45
Page
46
Page
47
Current page
48
Page
49
Page
50
Page
51
Page
52
…
Next page
Next ›
Last page
Last »